Modellen voor de verwerking van geletterdheid

a) Lezen
Een van de meest algemeen aanvaarde modellen die momenteel worden gebruikt om de leesverwerking te verklaren is het duale model (Coltheart, Rastle, Perry, Langdon en Ziegler, 2001), dat stelt dat lezen via twee routes verloopt: de lexicale of directe route en de sublexicale route, ook wel het fonologische of grafeem-foneem conversiemechanisme genoemd.

Door formele instructie in het leren van letters en hun corresponderende klanken begint de fonologische route zich te ontwikkelen, die door oefening steeds geautomatiseerder en efficiënter wordt. Deze route werkt serieel, d.w.z. de graphemen worden gedecodeerd van het begin tot het einde van het woord, waarbij de grafeem-foneemomzettingen plaatsvinden.

Naarmate de persoon echter oefent met lezen en steeds dezelfde woorden tegenkomt, begint zich een visueel geheugen te ontwikkelen waarin de lezer voorstellingen (orthografische sporen) van deze woorden opslaat. De ontwikkeling van deze route vereist geen formele instructie, maar vindt plaats met de loutere oefening van het lezen en, volgens Share’s Self-Learning Hypothesis (1999) en latere studies (Suárez-Coalla, Álvarez-Cañizo en Cuetos, 2016), zou het voldoende zijn om een woord ongeveer 6 keer te lezen om het op te nemen in het visuele lexicon. De lexicale route werkt niet serieel, zoals de fonologische route, maar parallel, wat betekent dat we het hele woord in één oogopslag waarnemen, zonder het letter voor letter te hoeven decoderen.

Figure 1: Dual Model (Coltheart et al., 2001). Source: https://maxcoltheart.wordpress.com/drc/.

De relevantie van deze twee routes verandert naar gelang van de leeftijd en de leeservaring. Zo maken jonge en onervaren lezers meer gebruik van de fonologische route, terwijl ervaren lezers meer gebruik maken van de lexicale route, die sneller is en directe toegang tot de betekenis biedt. Er zijn echter stimuli die, ongeacht leeftijd en leeservaring, alleen via de ene of de andere route kunnen worden gelezen. Dit is het geval bij nieuwe of verzonnen woorden (pseudo-woorden), die geen orthografische representatie in het visueel geheugen hebben en daarom alleen via de sublexische route kunnen worden gelezen. In het geval van onregelmatige woorden, die niet voldoen aan de regels van de grafeem-foneem conversie (in het Spaans zou dit alleen het geval zijn voor buitenlandse woorden, zoals “Google”, “Hollywood”, “boutique” en andere), zou de enige manier om ze correct te lezen de lexicale route zijn, aangezien het woord in het geheugen moet zijn opgeslagen om de juiste uitspraak ervan te kunnen ophalen. De rest van de woorden, bekende en gewone, kan langs beide wegen worden gelezen.

b) Schrijven:
In het geval van schrijven vindt de verwerking ook plaats via twee wegen, ook wel lexicale of directe en sub-lexicale, fonologische of fonem-grafeemomzetting genoemd.

Parallel aan het leren lezen leren kinderen tijdens de formele onderwijsfase de correspondenties tussen klanken en letters (d.w.z. foneem-grafeem correspondenties). Deze correspondenties vormen samen met de spellingsregels de sublexicale route, die door oefening automatisch wordt. Tegelijkertijd wordt een geheugen gecreëerd dat representaties bevat van de woorden die we met een bepaalde frequentie schrijven. Dit geheugen, dat het orthografisch lexicon (of orthografisch uitvoerlexicon) wordt genoemd, vormt de basis van de lexicale route, die zich ontwikkelt door ervaring en oefening in het schrijven.

Beide routes bestaan naast elkaar, omdat beide noodzakelijk zijn voor correct schrijven. Regelmatige woorden kunnen dus via beide routes worden geschreven; onregelmatig gespelde woorden kunnen echter alleen correct worden geschreven via de lexicale route, omdat we de orthografische vorm van tevoren moeten kennen om ze correct te kunnen schrijven. Ten slotte kunnen nieuwe woorden of woorden die we nog nooit geschreven hebben zien worden, evenals pseudowoorden, alleen worden geschreven via het foneem-grafeem conversiemechanisme, omdat ze geen representatie hebben in het orthografisch lexicon.

Figure 2: Writing model, Ellis and Young (1992).

GOOD PRACTICES:

  • Vraag uw leerlingen om in groepjes een lijst op te stellen van onregelmatige leeswoorden (woorden die niet voldoen aan de leesregels in uw taal). Brainstorm samen waarom deze woorden onregelmatig zijn en hoe ze zouden worden gelezen als de regels voor de omzetting van lettergrepen en fonemen strikt werden toegepast.

  • Doe dezelfde activiteit als hierboven, maar dan voor schrijven: zijn er woorden in uw taal die niet voldoen aan de regels voor foneem-foneemconversie en die we moeten kennen om ze correct te kunnen lezen? Op welke andere manieren zouden ze kunnen worden geschreven met behoud van hun uitspraak?