Verschillende soorten samenwerkingspraktijken

Er zijn verschillende vormen of ‘graden’ van samenwerking te onderscheiden.

Bell en Beacher hebben een theoretisch samenwerkingsmodel ontwikkeld genaamd Collaboration Continuum (2011), gebaseerd op 2 dimensies: de frequentie en de formaliteit van de samenwerking.
Als er in de loop van de tijd een samenwerkingsovereenkomst tot stand komt, is er veel samenwerking, met regelmatige vergaderingen, langetermijnplanning en dagelijkse interacties. Samenwerking kan worden geformaliseerd : er worden plaatsen gereserveerd voor vergaderingen, er wordt tijd gereserveerd in het rooster van de docenten voor dergelijke vergaderingen en er wordt tijd gereserveerd voor uitwisselingen met de directeur.

Anderzijds wordt informele samenwerking geïnitieerd door de leerkrachten, al dan niet met steun van de directeur, en meestal opgezet om te voorzien in een onmiddellijke en specifieke communicatiebehoefte. In ieder geval is zowel formele als informele samenwerking nodig voor effectieve samenwerking (Baecher & Bell, 2011; Honisfeld & Dove, 2010).

“Door samenwerking kunnen docenten, op een doorlopende, zinvolle en gecontextualiseerde wijze, zorgen voor voortdurende coöperatieve professionele ontwikkeling, inclusief het delen van aanvullende strategieën en scaffoldingtechnieken. Om de samenwerking echter optimaal te laten verlopen, hebben de betrokken docenten gemeenschappelijke vergadertijden nodig voor planning, professionele ontwikkeling op het gebied van succesvol samenwerken, gelijke status, duidelijk gedefinieerde gemeenschappelijke leerdoelen en compatibele werk- en persoonlijkheidsstijlen.” (Bell & Baecher, 2012: 490)

Het is ook belangrijk om te onthouden dat er veel verschillende pedagogische praktijken zijn die gebaseerd zijn op samenwerking, en dat het niet per se nodig is om in het begin een zeer ambitieus schema op te zetten. Het is belangrijk om realistische verwachtingen te hebben, maar ook om bestaande pedagogische praktijken en communicatiemiddelen in de school te identificeren.

Honigsfeld en Dove (2014, 2019) ontwikkelden een theoretisch samenwerkingsmodel tussen vreemdetaal- en niet-taaldocenten, dat 6 pedagogische praktijken omvat:

1) Gezamenlijke lesplanning (of co-planning)
2) In kaart brengen van het leerlingcurriculum en een curriculumbenadering
3) Parallel onderwijs
4) Co-ontwikkeling van middelen
5) Gezamenlijke beoordeling
6) Co-teaching
Evenals twee niet-pedagogische praktijken: bijscholing en gezamenlijk onderzoek
.