Niveaus van samenwerking identificeren

In haar “Praktische Gids” herinnert Caroline Letor (2010) ons aan het belang van een vertrouwens- en affiniteitsrelatie om tot overleg te komen. Zonder dit zal samenwerken niet effectief zijn, of beperkt blijven tot ‘samenwonen’ of ‘coördinatie’.
Marcel en Murillo (2014) onderscheiden verschillende niveaus van samenwerking, variërend van helemaal geen samenwerking tot het mede ontwerpen van lessen en het mede beoordelen van studenten.

Niveau 0  Geen samenwerking
Niveau 1  Informele discussies tussen collega’s
Niveau 2  Samenwonen: Eenvoudige co-aanwezigheid van collega’s, delen een gemeenschappelijke ruimte. Iedereen werkt “op eigen houtje” met de leerling. Beoordelingen zijn onafhankelijk van elkaar.
Niveau 3 Coördinatie: Informatieuitwisseling: elke docent weet wat zijn/haar collega heeft besloten. De leerling wordt “geholpen” om verbanden te leggen tussen de twee interventies. De beoordelingen blijven gescheiden (eventuele verwittiging van testen en resultaten).
Niveau 4 Samenwerking: Gezamenlijke uitwerking van het toestel op basis van samen “denken”. Verdeling, maar scheiding van taken (naar eigen specialisme). Tests kunnen worden gecombineerd, maar bevatten twee componenten.
Niveau 5 Samenwerking: Gezamenlijke zorg voor de leerling op basis van samen ‘doen’ (op pedagogisch niveau). Gedeeltelijke vermenging van elkaars taken. De twee beoordelingslijnen hebben gemeenschappelijke delen (een ander kenmerk van samenwerkingsmix).
Niveau 6  Samenwerking: Inspelen op en uitwerken van vakspecifieke en documentaire kennis (op didactisch niveau). Deze uitwerking (didactisch niveau) heeft het concrete middel (pedagogisch niveau) als vertrekpunt. Dit is een belangrijke functie van een co-evaluatie die getuigt van de uitwerking van kennis.